maandag 19 mei 2014

Stoffen en patronen

Traditionele kleding speelt nog steeds een belangrijke rol in het dagelijks leven, daarom vindt ik kimono en yukata eigenlijk niet per se traditionele kleding, het is tijdloos. Het is essentieel bij veel ceremonies, zoals theeceremonie, bruiloften en Shintoïstische en Boeddhistische rituelen, maar ook in het dagelijks leven. Kimono werden zelden door een persoon ontworpen of gemaakt. Een ontwerper had meestal verschillende specialisten in dienst, die bijvoorbeeld bleekten, borduurden of weefden. 

Zijde was er al zo’n 4000 jaar voor Christus en de Chinezen waren de eerste die van de zijderups textiel konden maken. Waarschijnlijk exporteerde China al zijde in de 4e eeuw voor Christus, maar alleen China kon het maken, geen enkel ander land had de kennis om deze techniek te beheersen. Hierdoor ontstond de Zijderoute, een weg die China verbond met ander Aziatische landen, het Midden-Oosten en Europa. Ongeveer 300 jaar voor Christus lukte het een groep Japanners om zijderupsen en eitjes te stelen en 4 meisjes die ze dwongen om hun de techniek uit te leggen. Sinds dien zijn Japanners experts op het gebied van zijde.

Zijde is dus altijd al een luxeproduct geweest en was alleen toegankelijk voor de elite. Daarom maakten alle andere mensen tot in de 16e eeuw  alleen maar gebruik van hennep en linnen. Tussen deze twee stoffen werd geen onderscheidt gemaakt, aangezien het erg op elkaar leek en het ook dezelfde naam had: ‘asa’.

In de 15e eeuw werd al wat katoen, wat veel zachter en steviger is dan asa, geïmporteerd uit China en India, maar pas in de 16e begonnen Japanners de techniek over te nemen en zelf katoen te maken. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld India, waren delen van Japan niet warm genoeg om katoen te oogsten, vooral in het noorden van het land. Hier was voor velen de katoen dan ook te duur, omdat het van ver moest komen. Daarom gingen scheepvaartmaatschappijen in andere landen op zoek en vonden een goedkoper alternatief: tweedehands indigo katoen. Dit werd geïmporteerd en werd behalve kleding ook gebruikt voor het maken van futonlakens en ander huishoudelijk textiel.

Doordat het tweedehands katoen was, was het vaak al een bepaald kledingstuk of ander product, wat dus uit elkaar gehaald moest worden. Het resultaat was vaak relatief kleine stukken stof met soms verschillende kleurtinten. Zo ontstonden er allerlei nieuwe naai- en weeftechnieken, zoals Sashiko, Zanshi en Sakiori, om er toch nog een zo groot mogelijk stuk stof van te maken. Al snel kwamen er ook steeds meer verftechnieken, zoals Shibori, hierbij worden knopen gelegd in het textiel en worden die gebleekt, als de knopen eruit gehaald worden is er een uniek patroon te zien.

De verschillende patronen en mogelijkheden zijn oneindig, maar een aantal onderwerpen komen vaak voor, dit komt vooral doordat deze een belangrijke symbolische betekenis hebben. Kraanvogels bijvoorbeeld staan voor een lang leven en geluk. Maar ook kleuren staan ergens symbool voor. Indigo werd vroeger gebruikt om beten en steken te behandelen, als men dus kleding droeg met de kleur indigo, waren ze beschermd tegen insecten en slangen. Verder zijn net als bij ukiyo-e, planten, dieren en landschappen erg populair. De planten en kleuren die worden gebruikt bepalen in welk seizoen de kimono gedragen moet worden. Pruimenbomen bijvoorbeeld, werden alleen gedragen in de winter, het betekent dat de lente bijna komt, kersenbloesem voor in de lente en esdoornbladeren voor de herfst. Daarnaast vertellen zulk soort landschapsbeelden vaak ook een verhaal, dit konden mythes, poëzie of populaire literatuur zijn. Vaak hadden deze symbolische beelden een patroon als ondergrond. Hieronder volgen een aantal van de meest gebruikte patronen.

Net als in de rest van de wereld ontstonden er uiteraard ook verschillende trends. Zo ontstond er bijvoorbeeld rond 1930 voor het eerst een compleet nieuwe soort patronen voor jongens. Dit waren vooral militaire afbeeldingen. 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten