Het impressionisme is ontstaan rond 1860
vanuit de schilderkunst. Dit was de eerste kunststroming die tegen de erkende
academische regels in ging. Voorheen werden bijna alleen harmonieuze tinten
gebruikt, zoals bruin, grijs en groen. Ook werden impressionistische
schilderijen bespot om de alledaagse onderwerpen.
Het belangrijkste was de impressie, de
onmiddellijke beleving van het moment. Een objectieve registratie van de
werkelijkheid was niet belangrijk meer, het ging om de ervaring van de
kunstenaar. Hij wou een momentopname vastleggen met veel aandacht voor de
sfeer. De snelle penseelstreken, schetsmatige en soms slordige uitwerking,
benadrukten het spontane en vluchtige moment. Ook werd de individualiteit van
mensen benadrukt, wat een belangrijk begrip werd toen de moderne samenleving
zich begon te ontwikkelen.
Portretten en landschappen bleven populair,
maar de impressionisten kozen voor veel alledaagse onderwerpen. Voor het eerst
werden arbeiders, cafégangers, voorbijgangers, prostitiuees en allerlei andere
‘gewone’ mensen afgebeeld. Hierdoor veranderden ook de locaties in moderne
stations, operahuizen, cafés, salons, parken, bruggen, stranden, enzovoorts.
Net als bij ukiyo-e werden privé-feesten een grote nieuwe categorie prenten.
Tijdens het impressionisme speelt licht een
grote rol. De manier waarop licht op een voorwerp valt en terugkaatst op ons
netvlies, bepaald de kleur die onze hersenen registreren. De impressionisten
raakten hierdoor gefascineerd en wilden situaties weergeven zoals het op hun
netvlies viel: als vlekjes, licht en kleur. Ze ontdekten dat schaduwen niet
grijs of bruin hoeven te zijn, ze hebben een eigen, soms hele zuivere kleur.
De uitvinding van fotografie heeft een
grote invloed gehad op het werk van de impressionisten. Ze zagen het gek genoeg
niet als een bedreiging voor de schilderkunst, maar als inspiratie. Ze maakten
foto’s en gingen aan de hand hiervan schilderen. Dit droeg samen met de Japanse
asymmetrische composities bij aan het gebruik van afsnijdingen en willekeurig
lijkende composities.
Ook de uitvinding in 1836 van Geoffrey Rand
had grote invloed op het impressionisme. Namelijk verf in tubes. Hierdoor kon
er ‘en plein air’ gewerkt worden, dus veel kunstenaars gingen de straat op of
de natuur in en konden hun impressie zo direct en ter plekke uitwerken.
De bekendste impressionisten zijn Edouard
Manet, Claude Monet, Edgar Degas, Pierre-Auguste Renoir, Camille Pisarro, Paul
Cezanne, Alfred Sisley, Frederic Bazille en Armand Guillaumin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten