In de 17e eeuw werd voor het eerst porselein en
lakproducten geexporteerd naar Europa. Op de een of andere manier bleven
Japanse schilderijen, stoffen en houtsnedes onbekend.
Na Sakoku stond Japan open voor Westerse technieken zoals fotografie en
druktechnieken. Daardoor begon ook de handel op Japans keramiek, ukiyo-e,
textiel, brons en overige kunstobjecten. Deze werden al snel populair in Europa
en Amerika.
Frankrijk
De snel groeiende handel werd een rage toen steeds meer mensen Japanse kunst gingen verzamelen, voornamelijk in Parijs. Felix Braquemond introduceerde het werk van Hokusai in Frankrijk, nadat hij een schetsboek van hem vond bij zijn drukker, die het gebruikte om porselein mee in te pakken.
Hij introduceerde originele meesterwerken in Europa. Bijvoorbeeld ukiyo-e prenten van Hokusai, Hiroshige en Utamaro. Helaas werden de prenten van hedendaagse kunstenaars uit 1860-1880 populairder. Na deze periode werden Hokusai, Hiroshige en Utamaro wel bekend in Europa. Kunstenaars als Vincent van Gogh en Henri de Toulouse-Lautrec werden erg geïnspireerd door deze Japanse prenten en gingen hun typerende beeldelementen in hun eigen werk toepassen.
Engeland
James Abbott McNeill Whistler, een Britse schilder, had een tijd in Parijs gewoond en kunst verzameld om in 1859 mee te nemen naar Engeland. Hier ontstond een nieuwe stroming: Anglo-Japanese style.
Amerika
In Amerika daarentegen werd door veel intellectuelen volgehouden, dat Japanse prenten uit de Edo-periode vulgair waren en niet tegen bijvoorbeeld Yamato-e op konden.
Wereldtentoonstelling 1862 en 1867
'The 1862 International Exhibition' in Londen was een van de belangrijkste evenementen voor Japanse kunst in het Westen. Britse designer en nog wat Christopher Dresser, heeft tijdens deze expositie veel kunstobjecten gekocht voor zijn verzameling. Hij was een van de weinige designers die Japan heeft bezocht en gedurende zijn lange carrière constant Japanse kunst heeft gepromoot.
Tijdens 'L'Exposition Universelle' in 1867 in Parijs, bestond een groot deel van de expositie uit Japanse kunst of hierdoor geinspireerde kunst. Hierdoor groeide de vraag naar Japanse kunst enorm. Steeds meer mensen, vooral in Parijs gingen het verzamelen en meer Japanse kunsthandelaren verbleven permanent in Parijs. Veel Franse verzamelaars, schrijvers, kunstenaars en critici reisde naar Japan tussen 1870 en 1890. Als gevolg hiervan verschenen er vooral in Frankrijk veel publicaties over Japanse kunst, maar voor het eerst ook over Japan zelf. Een goed voorbeeld hiervan is de roman 'Madame Chrysantheme' van Pierre Loti uit 1885. In dit verhaal trouwt een Franse officier tijdelijk met een geisha, tijdens zijn verblijf in Nagasaki. Dit inspireerde later Giacomo Puccini voor zijn opera 'Madame Butterfly'.
De volgende beeldaspecten zijn erg kenmerkend voor Japanse kunst en werden vaak overgenomen door Westerse kunstenaars:
Frankrijk
De snel groeiende handel werd een rage toen steeds meer mensen Japanse kunst gingen verzamelen, voornamelijk in Parijs. Felix Braquemond introduceerde het werk van Hokusai in Frankrijk, nadat hij een schetsboek van hem vond bij zijn drukker, die het gebruikte om porselein mee in te pakken.
Hij introduceerde originele meesterwerken in Europa. Bijvoorbeeld ukiyo-e prenten van Hokusai, Hiroshige en Utamaro. Helaas werden de prenten van hedendaagse kunstenaars uit 1860-1880 populairder. Na deze periode werden Hokusai, Hiroshige en Utamaro wel bekend in Europa. Kunstenaars als Vincent van Gogh en Henri de Toulouse-Lautrec werden erg geïnspireerd door deze Japanse prenten en gingen hun typerende beeldelementen in hun eigen werk toepassen.
Engeland
James Abbott McNeill Whistler, een Britse schilder, had een tijd in Parijs gewoond en kunst verzameld om in 1859 mee te nemen naar Engeland. Hier ontstond een nieuwe stroming: Anglo-Japanese style.
Amerika
In Amerika daarentegen werd door veel intellectuelen volgehouden, dat Japanse prenten uit de Edo-periode vulgair waren en niet tegen bijvoorbeeld Yamato-e op konden.
Wereldtentoonstelling 1862 en 1867
'The 1862 International Exhibition' in Londen was een van de belangrijkste evenementen voor Japanse kunst in het Westen. Britse designer en nog wat Christopher Dresser, heeft tijdens deze expositie veel kunstobjecten gekocht voor zijn verzameling. Hij was een van de weinige designers die Japan heeft bezocht en gedurende zijn lange carrière constant Japanse kunst heeft gepromoot.
Tijdens 'L'Exposition Universelle' in 1867 in Parijs, bestond een groot deel van de expositie uit Japanse kunst of hierdoor geinspireerde kunst. Hierdoor groeide de vraag naar Japanse kunst enorm. Steeds meer mensen, vooral in Parijs gingen het verzamelen en meer Japanse kunsthandelaren verbleven permanent in Parijs. Veel Franse verzamelaars, schrijvers, kunstenaars en critici reisde naar Japan tussen 1870 en 1890. Als gevolg hiervan verschenen er vooral in Frankrijk veel publicaties over Japanse kunst, maar voor het eerst ook over Japan zelf. Een goed voorbeeld hiervan is de roman 'Madame Chrysantheme' van Pierre Loti uit 1885. In dit verhaal trouwt een Franse officier tijdelijk met een geisha, tijdens zijn verblijf in Nagasaki. Dit inspireerde later Giacomo Puccini voor zijn opera 'Madame Butterfly'.
De volgende beeldaspecten zijn erg kenmerkend voor Japanse kunst en werden vaak overgenomen door Westerse kunstenaars:
Geen gebruik van schaduwen
Effen achtergronden en weinig perspectief
Asymmetrische composities
Onderwerpen uit de natuur, zoals dieren en
planten
Eenvoudig kleurpalet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten