maandag 19 mei 2014

Inleiding

Hoe begon mijn interesse in Japan?

Ik ben al jaren gefascineerd door Japan. Toen ik 10 was kocht ik voor het eerst W.I.T.C.H., een tijdschrift met een stripverhaal erin wat ik zo mooi getekend vond, dat ik meer ging tekenen dan ooit tevoren. Een aantal volumes later stond er een stukje in over manga. Ik had er nog nooit van gehoord maar na het gelezen te hebben moest ik meteen denken aan een aantal series die ik had gezien zoals Pokémon, Digimon, Sailor Moon en Dragonball Z. Vervolgens begon ik manga's te kopen en meer anime te kijken.

Toen ik 14 was zag ik voor het eerst een Japanse videoclip. Het nummer 'Wagamama Koushinkyoukou' van de band 'An Cafe' is een erg snel, hyper en vooral verslavend punkrock nummer.  Ik ging steeds meer Japanse liedjes te luisteren, ook van vele andere bands. Het verbaasde me hoeveel verschillende stijlen en genres er zijn en hoe extreem de artiesten gekleed zijn.

Ondertussen begon ik op de havo aan mijn profielwerkstuk, die ik schreef voor het vak tekenen. Ik deed onderzoek naar manga, anime, wat voor rol het speelt binnen de Japanse cultuur, waarom het daar zo populair is en waarom het pas sinds kort hier populairder werd. Voor het eerst verdiepte ik me in de Japanse cultuur. Wat een belangrijk onderdeel van de manga-cultuur bleek te zijn, is cosplay. Mensen verkleden zich massaal als hun favoriete mangapersonage en na wat onderzoek kwam ik via via uit in de wereld van Japanse mode. 

Ik kocht een boek genaamd 'Gothic Lolita', een fotoboek vol streetpics van Japanners, gekleed in allerlei verschillende modestijlen. Alles is over de top en overgedecoreerd en leeftijd speelt geen rol. Iedereen draagt wat hij of zij wil! En al snel begon ik Japanse modetijdschriften te verzamelen.

Later raakte ik ook geïnteresseerd in Japanse tradities, gewoontes, kunst, vormgeving, geisha, klederdracht, eten, films, tv-series, gameshows, reclames, gadgets, de taal en nog veel meer. 

Afgelopen zomer ben ik voor het eerst naar Japan gegaan, naar Tokyo, Kyoto en Osaka. Het was er geweldig! Alleen al over alles wat ik heb gedaan, geleerd en wat ik er zo fantastisch aan vind zou ik al een boek kunnen schrijven. Maar wat ik nog het geweldigst vind, is dat twee uitersten, twee verschillende werelden lijkt het soms, zo goed samengaan. Ik heb het over het traditionele Japan en de hypermoderne popcultuur. Ik hou van beiden evenveel en wat me nog het meest fascineert, is het feit dat dit allemaal zo dicht tegen elkaar aan ligt. In Tokyo bijvoorbeeld kan je uit de trein stappen en je wordt omringd door duizenden mensen, lichten, gebouwen, met overal reclame en muziek, terwijl de gebouwen tegen je praten en je kleurenblind en doof wordt zodra je een winkel binnenloopt, wat ik juist erg leuk vind aan Tokyo. Maar als je de hoek omgaat, een smal straatje in of in het station net een andere uitgang had genomen, kom je bij een prachtig park, een grote tuin of een verborgen tempel, waar het zo stil en verlaten kan zijn, dat je je niet kan voorstellen dat dit allemaal zo dicht bij elkaar ligt.

Mijn afstudeerproject

Voor mijn tweede afstudeerproject ga ik een Japanse picknickset maken voor de Nationale Picknickweek. Deze week wordt elk jaar georganiseerd in Nederland, waarbij mensen worden aangemoedigd om lekker buiten te gaan picknicken. Op website staan recepten, een checklist voor de ideale picknick en er worden honderden fietsen verloot. Daarom ga ik de ‘ideale’ picknickset maken voor het hele gezin, aan de hand van die checklist, zodat mensen het kunnen bestellen op de website en ze in plaats van honderden fietsen, misschien wel duizenden picknicksets kunnen winnen. Het leek me daarom leuk als de Picknickweek elk jaar een ander thema zou hebben, elk jaar een andere picknickset en ander eten.

Daarom heb ik bedacht dat op deze manier elk jaar een ander land in de spotlight gezet zou kunnen worden, om Nederlanders een goed beeld te geven van het betreffende land en ze nieuw eten te laten proberen. Daarnaast wil ik met al mijn illustraties een beleving creëren en mensen als het ware op een reis meenemen. Ze moeten door mijn producten het gevoel krijgen dat ze even ergens anders zijn, weg uit de dagelijkse sleur.

Ik vind het belangrijk dat mijn visie van Japan erin naar voren komt. Ik begon te zoeken naar illustraties waarin zowel het traditionele als het moderne Japan te zien is, maar ik heb dit nog niet in één beeld gevonden. Wel worden traditionele beeldelementen op een moderne manier afgebeeld. Toen bedacht ik me dat Japan een grote invloed heeft gehad op Westerse kunst in de 19e eeuw en kwam terecht bij het begrip 'Japonisme'. Japonisme is een kunststroming die binnen het Impressionisme valt. Daarnaast wordt er ook de interesse in Japanse cultuur mee bedoeld. 

Onderzoeksvraag

Dat bracht me tot mijn onderzoeksvraag: Wat is de invloed van Japan op Westerse vormgeving? Ik wil weten welke vormgevers geïnspireerd zijn door Japan, wat het precies is wat hun inspireert en hoe ze dit uiteindelijk in hun eigen werk verwerken. Hiervoor zal ik eerst nog onderzoek doen naar Japanse kunst in het algemeen. Wat maakt Japanse kunst, vormgeving en Japan in het algemeen zo kenmerkend? Ik begin bij het Japonisme uit de 19e eeuw en onderzoek daarna de hedendaagse invloed van Japan. Daarnaast blijf ik verder zoeken naar vormgevers die traditioneel en modern Japan samenvoegen in hun werk. 

Wat verwacht ik?

Ik verwacht vooral veel illustraties te vinden van traditionele elementen, die op een moderne manier zijn afgebeeld en veel minder waarin traditioneel en modern in één beeld worden gebruikt. Daarnaast denk ik dat veel vormgevers gebruik zullen maken van clichés zoals geisha, tempels, Fuji, sushi, samurai en koi.


Ik wil aan het eind van dit onderzoek een goed beeld hebben van verschillende manieren waarop vormgevers Japan in hun werk hebben gebruikt. Iedereen zal Japan om andere redenen fascinerend vinden en een andere boodschap willen overbrengen, dit wil ik analyseren en erachter komen wat voor mij de beste manier is om mijn visie van Japan over te brengen op Nederlanders.  

Ukiyo-e

Ukiyo-e zijn Japanse houtsneden. 
Deze zijn ontstaan vanuit de volkskunst en hoewel de prenten van grote artistieke kwaliteit zijn, werden ze op industriële schaal gedrukt door professionele drukkers die veel vakmanschap bezaten. Sommige ontwerpen werden door de kunstenaar voorzien van uitgebreide kleurvoorschriften, van andere prenten zijn versies met verschillende kleurstellingen gemaakt. Ook is bij verschillende exemplaren van dezelfde houtsnede soms de slijtage van het houtblok zichtbaar.

Veel voorkomende onderwerpen waren de natuur, geisha, vele andere vrouwen, vaak  in kimono, bekende Kabuki spelers en Noh-dansers en historische gebeurtenissen.
Het begrip ukiyo-e had oorspronkelijk een boeddhistische betekenis en drukte het vergankelijke, vluchtige karakter van de werkelijkheid uit. Hoewel deze betekenis nooit helemaal verdween, kreeg het later onder andere ook de betekenis van "gevaarlijk leven", "durf te leven" en "pluk de dag".

Als de kunstenaar zijn ontwerp klaar had, werd het op een gladgeschuurd houtblok geplakt, en werd eerst de grove vorm uitgesneden en later de details uitgewerkt. Voor een prent zijn meerdere blokken nodig, een voor elke kleur, die "register moesten houden", dus precies over elkaar moeten passen. Nadat de grove contouren zijn uitgesneden, werden verschillende proefdrukken gemaakt, die dan werden gebruikt om de blokken voor de verschillende kleuren te snijden.

Bij het drukken zelf speelde de drukker een belangrijke rol, hij moest gelijkmatig druk uitoefenen om egale vlakken te produceren, verschillende kleuren in elkaar laten overlopen waar nodig en zorgen dat alle kleuren goed op elkaar passen.

Stijlen

Sumi-e             Zwart-wit met grijstinten
Sumizuri-e       Zwart-wit zonder grijstinten
Surimono         Gedetailleerde prenten van feesten
Tan-e               Handmatig gekleurd met oranjerode inkt
Beni-e              Handmatig gekleurd met bleekroze
Beni-girai         Een heel beperkt kleurpalet
Benizuri-e        Tweekleurige druk, waarvan een kleur meestal groen
Ichizuri-e         Gemaakt met Chinese steendruktechniek


Drukproces van ukiyo-e

















Katsushika Hokusai 1760-1849

Katsushika Hokusai was een Japanse ukiyo-e  kunstenaar en schilder. Hij heeft binnen alle genres van ukiyo-e gewerkt, maar het beroemdst werd hij door zijn landschapsafbeeldingen. 

Op 14-jarige leeftijd ging hij in de leer bij een graveur, waar hij tot zijn 18de de houtsnijkunst beoefende.
Op 19-jarige leeftijd, toen hij al wat ervaring had opgedaan met houtsnijkunst, begon hij te werken in het atelier van de ukiyo-e-kunstenaar Katsugawa Shunso ( 1726-1792), die gespecialiseerd was in portretten van acteurs. Onder de naam Katsukawa Shunrō maakte hij prenten van vrouwen (bijin-ga) en Kabuki-artiesten (Yakusha nigao-e).

Hij heeft meer dan 50 namen gebruikt om zijn werken te tekenen, maar de naam Hokusai waar hij zo bekend om staat, heeft hij pas vanaf zijn 46e gebruikt.
Hokusai maakte meer dan 30.000 tekeningen en publiceerde een serie schetsboeken die uit 15 delen bestaat (1814-1848), waarin duidelijker dan ooit tevoren het leven in zijn tijd, vooral van het straatleven in en om Edo, getekend staat. Buiten deze boeken en prenten tekende hij ook vele surimono. Hierna leerde Shiba Kōkan hem de basis van het Europese perspectief en daarnaast was hij erg geïnteresseerd in de Tosa-stijl, de Chinese schilderkunst uit de Ming-periode en de schilderkunst van Kōrin (1663-1743). 

Zoals vele andere ukiyo-e kunstenaars was hij een liefhebber van het landschap, dit liet hij zien door het op een nieuwe, verjongde manier weer te geven. Hij ging minder kleuren gebruiken, maar maakte ze genuanceerder en heftiger. Dit beklemtoonde de kracht in al zijn werken.

Zijn bekendste werken maakte hij na zijn zestigste. ‘Fugaku Sanjūrokkei’ (‘Zesendertig gezichten op de berg Fuji’) maakte hij in 1831 nadat hij door zijn kleinzoon in ernstige financiële problemen was gekomen. Hij gebruikte in deze werken vaak in plaats van het bekende plantaardige indigoblauw, het betrekkelijk nieuwe Pruisisch blauw, een chemische kleurstof die in Japan pas vanaf 1829 bekend was.

Zijn meest bekende werk is ‘
Kanagawa Oki Nami Ura’ (‘De grote golf bij Kanagawa’). Deze golf verbeeldt de kracht van de natuur en de kracht van de roeiers in de bootjes. Op de achtergrond staat de berg Fuji, maar Hokusai heeft hem waarschijnlijk ook in de voorste golf afgebeeld, aangezien die golf precies dezelfde omvang heeft als de Fuji vanuit een ander perspectief. Dit werk heeft sindsdien veel kunstenaars geïnspireerd, maar ook veel tekenaars van politieke (spot)prenten.

Hokusai had niet veel invloed op zijn landgenoten in die tijd. Hij heeft wel veel invloed gehad op Hiroshige, Kunisada en Kuniyoshi. Uiteraard had hij ook invloed op zijn leerlingen, de bekendste hiervan zijn Hokkei, Shinsai, Hokuju en Hokutai. 
Voor vele westerse schilders was de techniek van Hokusai typisch Japans, hoewel dit in Japan juist als een redelijk Westerse stijl werd gezien.

Op 68 jarige leeftijd kreeg hij een beroerte waarvan hij uiteindelijk genas dankzij traditionele geneeskunde. Tien jaar later (1839) brandde zijn huis af, samen met al zijn notities en schetsen.
Zijn lichaam werd begraven in de Seikyo-ji-tempel in Taito, Tokyo.




  ‘Kanagawa Oki Nami Ura’ (‘De grote golf bij Kanagawa’)

‘Fugaku Sanjūrokkei’ (‘Zesendertig gezichten op de berg Fuji’)



Hiroshige Utagawa 1797-1858

Hiroshige Utagawa, was een van de beroemdste ukiyo-e kunstenaars en heeft er ongeveer 8000 gemaakt. Ook werd hij wel Hiroshige Ando genoemd, maar heeft daarnaast zijn werk met tientallen verschillende namen getekend. Hij werd vooral bekend om zijn landschapsafbeeldingen.

Toen hij 14 was, overleden zijn ouders en begon hij aan de Utagawa kunstacademie, waar hij samen met Kuniyoshi en Kunisada, leerling werd van Toyohiro Utagawa. Hij maakte net als Hokusai eerst ukiyo-e van vrouwen en Kabuki-acteurs.

In 1828 overleed Toyohiro en besloot Hiroshige een andere weg in te slaan. Hij wou geen boekillustraties en portretten voor folders meer maken, maar landschapsprenten. In 1831 maakte hij ‘Beroemde gezichten van de Oosterlijke hoofdstad’, een serie  waarin het landschap en leven in Edo (Tokyo) te zien was.  

In de periode van 1831 tot 1834 werd hij bekend door 'Tokaido Gojusan-tsugi' ('Drieënvijftig halteplaatsen langs de Tokaido'), een reeks van 55 prenten van alle halteplaatsen en het begin- en eindpunt van de Tokaido, de belangrijkste weg van Edo naar Kyoto. Hierbij had hij onder andere ook anekdotes van zichzelf en mensen die hij onderweg ontmoette geschreven. Het was een vreselijk populair boek, en werd zelfs in drie versies uitgegeven, waarvan hij er een met Kunisada had gemaakt.

In 1856 werd Hiroshige een boedistische monnik. In deze periode begon hij aan zijn 'Honderd beroemde gezichten van Edo'. Ook deze serie was een groot succes, onder andere omdat hij in beperkte oplage een luxe editie had gemaakt. Hiervoor werd alleen het allerbeste materiaal gebruikt en allerlei verschillende druktechnieken, zoals het drukken op textiel, blinddrukken en 
het toevoegen van lijm of bepaalde mineralen aan de inkt, wat voor een mooie glinstering zorgde.
Hij overleed in 1858 op 62 jarige leeftijd. De dood van Hiroshige veroorzaakte een onmiddellijke daling in populariteit van ukiyo-e prenten.

Hokusai was een grote inspiratiebron voor Hiroshige. Vooral zijn 'Fugakku Sanju-rokkei' ('Zesendertig gezichten op de berg Fuji') heeft een grote invloed op hem gehad. Het inspireerde Hiroshige om series te maken, hoewel hij vervolgens wel op zijn eigen unieke manier het landschapsgenre verder heeft ontwikkeld. Zo is zijn werk bijvoorbeeld poëtischer en sfeervoller dan het grovere en formelere werk van Hokusai.


'Hodogaya-juku' was de vierde prent uit de serie 'Tokaido Gojusan-tsugi'. 
Hodogaya-ku is een oude naam voor Yokohama.


Het 27e station uit de serie ‘Kiso Kaidō Rokujūkyū-tsugi’ 
(‘Negenenzestig halteplaatsen langs de Kiso Kaido’) 

Kitagawa Utamaro 1753-1806

Ook Utamaro werkte binnen het ukiyo-e genre. Hij is vooral bekend om zijn portretten van vrouwen. Daarnaast heeft hij ook schetsboeken gepubliceerd met schetsen van de natuur en vooral insecten.

Vooral zijn kadrering en kleurgebruik hebben veel Europese kunstenaars geïnspireerd. Aan het begin van zijn carriere kreeg hij veel opdrachten van Kabuki theaters. Hiervoor maakte hij posters en omslagen van programmaboekjes, waarvoor hij veel portretten gebruikte. Rond 1781 ging hij zich specialiseren in het schilderen en drukken van vrouwelijke portretten. Hieronder vielen nog geen van zijn beroemde werken. In 1783 ging hij bij zijn uitgever wonen. Hij werd vaste illustrator voor zijn boeken. Vooral binnen het kyoka genre, dit zijn gedichtenbundels, maar dan juist parodieën op poëzie.

 In 1793 werd hij voor het eerst erkend als beroemde kunstenaar. Zijn contract met zijn uitgever werd beëindigd en hij richte zich compleet op het portretteren van vrouwen uit het Yoshiwara district (nu Taito-ku, Tokyo). Later is hij ook shunga gaan maken, erotische kunst. Dit was een populair genre in Japan, iets wat als natuurlijk werd gezien en niet als ordinaire pornografie, zoals Westerlingen het zagen. Dit genre was dan ook absoluut niet populair in het Westen.





Stoffen en patronen

Traditionele kleding speelt nog steeds een belangrijke rol in het dagelijks leven, daarom vindt ik kimono en yukata eigenlijk niet per se traditionele kleding, het is tijdloos. Het is essentieel bij veel ceremonies, zoals theeceremonie, bruiloften en Shintoïstische en Boeddhistische rituelen, maar ook in het dagelijks leven. Kimono werden zelden door een persoon ontworpen of gemaakt. Een ontwerper had meestal verschillende specialisten in dienst, die bijvoorbeeld bleekten, borduurden of weefden. 

Zijde was er al zo’n 4000 jaar voor Christus en de Chinezen waren de eerste die van de zijderups textiel konden maken. Waarschijnlijk exporteerde China al zijde in de 4e eeuw voor Christus, maar alleen China kon het maken, geen enkel ander land had de kennis om deze techniek te beheersen. Hierdoor ontstond de Zijderoute, een weg die China verbond met ander Aziatische landen, het Midden-Oosten en Europa. Ongeveer 300 jaar voor Christus lukte het een groep Japanners om zijderupsen en eitjes te stelen en 4 meisjes die ze dwongen om hun de techniek uit te leggen. Sinds dien zijn Japanners experts op het gebied van zijde.

Zijde is dus altijd al een luxeproduct geweest en was alleen toegankelijk voor de elite. Daarom maakten alle andere mensen tot in de 16e eeuw  alleen maar gebruik van hennep en linnen. Tussen deze twee stoffen werd geen onderscheidt gemaakt, aangezien het erg op elkaar leek en het ook dezelfde naam had: ‘asa’.

In de 15e eeuw werd al wat katoen, wat veel zachter en steviger is dan asa, geïmporteerd uit China en India, maar pas in de 16e begonnen Japanners de techniek over te nemen en zelf katoen te maken. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld India, waren delen van Japan niet warm genoeg om katoen te oogsten, vooral in het noorden van het land. Hier was voor velen de katoen dan ook te duur, omdat het van ver moest komen. Daarom gingen scheepvaartmaatschappijen in andere landen op zoek en vonden een goedkoper alternatief: tweedehands indigo katoen. Dit werd geïmporteerd en werd behalve kleding ook gebruikt voor het maken van futonlakens en ander huishoudelijk textiel.

Doordat het tweedehands katoen was, was het vaak al een bepaald kledingstuk of ander product, wat dus uit elkaar gehaald moest worden. Het resultaat was vaak relatief kleine stukken stof met soms verschillende kleurtinten. Zo ontstonden er allerlei nieuwe naai- en weeftechnieken, zoals Sashiko, Zanshi en Sakiori, om er toch nog een zo groot mogelijk stuk stof van te maken. Al snel kwamen er ook steeds meer verftechnieken, zoals Shibori, hierbij worden knopen gelegd in het textiel en worden die gebleekt, als de knopen eruit gehaald worden is er een uniek patroon te zien.

De verschillende patronen en mogelijkheden zijn oneindig, maar een aantal onderwerpen komen vaak voor, dit komt vooral doordat deze een belangrijke symbolische betekenis hebben. Kraanvogels bijvoorbeeld staan voor een lang leven en geluk. Maar ook kleuren staan ergens symbool voor. Indigo werd vroeger gebruikt om beten en steken te behandelen, als men dus kleding droeg met de kleur indigo, waren ze beschermd tegen insecten en slangen. Verder zijn net als bij ukiyo-e, planten, dieren en landschappen erg populair. De planten en kleuren die worden gebruikt bepalen in welk seizoen de kimono gedragen moet worden. Pruimenbomen bijvoorbeeld, werden alleen gedragen in de winter, het betekent dat de lente bijna komt, kersenbloesem voor in de lente en esdoornbladeren voor de herfst. Daarnaast vertellen zulk soort landschapsbeelden vaak ook een verhaal, dit konden mythes, poëzie of populaire literatuur zijn. Vaak hadden deze symbolische beelden een patroon als ondergrond. Hieronder volgen een aantal van de meest gebruikte patronen.

Net als in de rest van de wereld ontstonden er uiteraard ook verschillende trends. Zo ontstond er bijvoorbeeld rond 1930 voor het eerst een compleet nieuwe soort patronen voor jongens. Dit waren vooral militaire afbeeldingen. 








Sakoku: Geïsoleerd Japan

De eerste Westerlingen die in Japan aankwamen waren de Portugezen. Al snel probeerden ze de Japanners te bekeren tot het christendom. De Japanners zagen dit als bedreiging en besloten een nieuwe wet in te voeren. Geen enkele buitenlander mocht Japan in en Japanners mochten Japan niet uit, bij overtreding gold de doodstraf. Hier brak de periode van Sakoku aan, wat letterlijk 'vastgeketend land' betekent.

Als uitzondering werden handelsposten gebouwd op Dejima, een klein eiland voor de kust van Nagasaki. Bepaalde buitenlanders mochten alleen op dit eiland komen en Japanners mochten alleen op Dejima komen als ze gecertificeerd waren om te handelen of daar in de haven werkten. Alleen Nederlanders, Engelsen, Chinezen en Koreanen mochten op Dejima komen. De Engelsen vertrokken snel, wegens economische redenen, waardoor de VOC de enige was die goederen uit Japan naar Europa kon brengen. Er was dus eigenlijk geen sprake van sakoku (complete isolatie), maar van kaikin (maritieme beperkingen). 



Japonisme

In de 17e eeuw werd voor het eerst porselein en lakproducten geexporteerd naar Europa. Op de een of andere manier bleven Japanse schilderijen, stoffen en houtsnedes onbekend.
Na Sakoku stond Japan open voor Westerse technieken zoals fotografie en druktechnieken. Daardoor begon ook de handel op Japans keramiek, ukiyo-e, textiel, brons en overige kunstobjecten. Deze werden al snel populair in Europa en Amerika.

Frankrijk
De snel groeiende handel werd een rage toen steeds meer mensen Japanse kunst gingen verzamelen, voornamelijk in Parijs. Felix Braquemond introduceerde het werk van Hokusai in Frankrijk, nadat hij een schetsboek van hem vond bij zijn drukker, die het gebruikte om porselein mee in te pakken.
Hij introduceerde originele meesterwerken in Europa. Bijvoorbeeld ukiyo-e prenten van Hokusai, Hiroshige en Utamaro. Helaas werden de prenten van hedendaagse kunstenaars uit 1860-1880 populairder. Na deze periode werden Hokusai, Hiroshige en Utamaro wel bekend in Europa. Kunstenaars als Vincent van Gogh en Henri de Toulouse-Lautrec werden erg geïnspireerd door deze Japanse prenten en gingen hun typerende beeldelementen in hun eigen werk toepassen.

Engeland
James Abbott McNeill Whistler, een Britse schilder, had een tijd in Parijs gewoond en kunst verzameld om in 1859 mee te nemen naar Engeland. Hier ontstond een nieuwe stroming: Anglo-Japanese style.

Amerika
In Amerika daarentegen werd door veel intellectuelen volgehouden, dat Japanse prenten uit de Edo-periode vulgair waren en niet tegen bijvoorbeeld Yamato-e op konden.

Wereldtentoonstelling 1862 en 1867
'The 1862 International Exhibition' in Londen was een van de belangrijkste evenementen voor Japanse kunst in het Westen. Britse designer en nog wat Christopher Dresser, heeft tijdens deze expositie veel kunstobjecten gekocht voor zijn verzameling. Hij was een van de weinige designers die Japan heeft bezocht en gedurende zijn lange carrière constant Japanse kunst heeft gepromoot.
Tijdens 'L'Exposition Universelle' in 1867 in Parijs, bestond een groot deel van de expositie uit Japanse kunst of hierdoor geinspireerde kunst. Hierdoor groeide de vraag naar Japanse kunst enorm. Steeds meer mensen, vooral in Parijs gingen het verzamelen en meer Japanse kunsthandelaren verbleven permanent in Parijs. Veel Franse verzamelaars, schrijvers, kunstenaars en critici reisde naar Japan tussen 1870 en 1890. Als gevolg hiervan verschenen er vooral in Frankrijk veel publicaties over Japanse kunst, maar voor het eerst ook over Japan zelf. Een goed voorbeeld hiervan is de roman 'Madame Chrysantheme' van Pierre Loti uit 1885. In dit verhaal trouwt een Franse officier tijdelijk met een geisha, tijdens zijn verblijf in Nagasaki. Dit inspireerde later Giacomo Puccini voor zijn opera 'Madame Butterfly'.

De volgende beeldaspecten zijn erg kenmerkend voor Japanse kunst en werden vaak overgenomen door Westerse kunstenaars:

Geen gebruik van schaduwen
Effen achtergronden en weinig perspectief
Asymmetrische composities
Onderwerpen uit de natuur, zoals dieren en planten
Eenvoudig kleurpalet
Veel Japanse patronen




George Hendrik Breitner - Meisje in witte kimono

Impressionisme

Het impressionisme is ontstaan rond 1860 vanuit de schilderkunst. Dit was de eerste kunststroming die tegen de erkende academische regels in ging. Voorheen werden bijna alleen harmonieuze tinten gebruikt, zoals bruin, grijs en groen. Ook werden impressionistische schilderijen bespot om de alledaagse onderwerpen.
Het belangrijkste was de impressie, de onmiddellijke beleving van het moment. Een objectieve registratie van de werkelijkheid was niet belangrijk meer, het ging om de ervaring van de kunstenaar. Hij wou een momentopname vastleggen met veel aandacht voor de sfeer. De snelle penseelstreken, schetsmatige en soms slordige uitwerking, benadrukten het spontane en vluchtige moment. Ook werd de individualiteit van mensen benadrukt, wat een belangrijk begrip werd toen de moderne samenleving zich begon te ontwikkelen.
Portretten en landschappen bleven populair, maar de impressionisten kozen voor veel alledaagse onderwerpen. Voor het eerst werden arbeiders, cafégangers, voorbijgangers, prostitiuees en allerlei andere ‘gewone’ mensen afgebeeld. Hierdoor veranderden ook de locaties in moderne stations, operahuizen, cafés, salons, parken, bruggen, stranden, enzovoorts. Net als bij ukiyo-e werden privé-feesten een grote nieuwe categorie prenten.

Tijdens het impressionisme speelt licht een grote rol. De manier waarop licht op een voorwerp valt en terugkaatst op ons netvlies, bepaald de kleur die onze hersenen registreren. De impressionisten raakten hierdoor gefascineerd en wilden situaties weergeven zoals het op hun netvlies viel: als vlekjes, licht en kleur. Ze ontdekten dat schaduwen niet grijs of bruin hoeven te zijn, ze hebben een eigen, soms hele zuivere kleur.
De uitvinding van fotografie heeft een grote invloed gehad op het werk van de impressionisten. Ze zagen het gek genoeg niet als een bedreiging voor de schilderkunst, maar als inspiratie. Ze maakten foto’s en gingen aan de hand hiervan schilderen. Dit droeg samen met de Japanse asymmetrische composities bij aan het gebruik van afsnijdingen en willekeurig lijkende composities.

Ook de uitvinding in 1836 van Geoffrey Rand had grote invloed op het impressionisme. Namelijk verf in tubes. Hierdoor kon er ‘en plein air’ gewerkt worden, dus veel kunstenaars gingen de straat op of de natuur in en konden hun impressie zo direct en ter plekke uitwerken.

De bekendste impressionisten zijn Edouard Manet, Claude Monet, Edgar Degas, Pierre-Auguste Renoir, Camille Pisarro, Paul Cezanne, Alfred Sisley, Frederic Bazille en Armand Guillaumin. 


                                           Pierre-Auguste Renoir - Bal du moulin de la Galette


                                        Claude Monet - Le Bassin aux nymphéas, harmonie verte
                                            (De brug was in die tijd een typisch Japanse brug)

Neo-impressionisme

De neo-impressionisten vormden een aparte groep binnen het impressionisme. Ze hadden minder aandacht voor spontaan schilderen en het vastleggen van beweging, ze hielden juist van het voorbereidende en technische aspect van schilderen. Soms ging er wel een jaar aan voorbereiding en studies vooraf tot een schilder aan het uiteindelijke schilderij begon. Dit verklaart het gebrek aan dynamiek, wat een bepaalde rust uitstraalt.  De neo-impressionisten waren de enigen die theorieën over kleur, hoe onze ogen kleur waarnemen, combineerden met theorieën over heet aanbrengen van verf. De twee belangrijkste theorien zijn het pointillisme en het divisionisme. In het pointillisme worden stipjes van verschillende kleuren op een bepaalde afstand van elkaar aangebracht. Vervolgens worden deze stipjes door onze ogen en hersenen gemengd tot bepaalde kleuren, in plaats van dat de schilder het van tevoren mengt. Het divisionisme verwijst naar het gebruik van verschillende kleuren in losse puntjes of streepjes.

De belangrijkste neo-impressionisten zijn Georges Seurat en Paul Signac.



Georges Seurat - Le Chahut

Georges Seurat - Dimanche d' ete a la Grande Jatte


                                                     Paul Signac - Vue du Port de Marseille

Postimpressionisme

De postimpressionisten wilden meer bereiken dan alleen een vluchtige, visuele waarneming weergeven, zoals de impressionisten deden. De postimpressionisten werkten vaak met zware penseelstreken, felle kleuren, eenvoudige vormen en weinig perspectief. Vooral met de zware penseelstreken werden vaak emoties van de kunstenaar uitgedrukt. Het overbrengen van gevoel, was het belangrijkste waarin de postimpressionisten verder gingen dan de impressionisten en neo-impressionisten. Ook werden symbolische beeldelementen weer belangrijk in hun werk. Dit leidde tot weer een nieuwe kunststroming: het symbolisme.
De postimpressionisten waren waarschijnlijk de grootste groep kunstenaars die geïnspireerd waren door Japanse kunst. Ze waren onder de indruk van de gestileerde vormen, egale kleurvlakken en duidelijke lijnen. Hierdoor gingen ze meer gebruik maken van egale achtergronden, dikke donkere lijnen, complementaire kleuren en een eenvoudiger kleurenpalet.  

De belangrijkste postimpressionisten waren Vincent van Gogh, Paul Cezanne en Paul Gauguin.

Vooral Vincent van Gogh was erg onder de indruk van Japanse kunst. Hij en zijn broer Theo hebben dan ook een grote collectie ukiyo-e verzameld. Daarnaast heeft hij 3 schilderijen gemaakt, die gebaseerd zijn op Japanse ukiyo-e. Dit zijn ‘La Courtisane’, wat gebaseerd is op ‘Nishiki-e’ van Keisai Eisen en ‘Brug in de regen’ wat lijkt op ‘
Kameido Umeyashikien’ en ‘Ōhashi atake no yūdachi’ van Hiroshige Utagawa.

 ‘Kameido Umeyashikien’ van Hiroshige en ‘Bloeiende Pruimboom’ van Van Gogh 


‘Ōhashi atake no yūdachi’ van Hiroshige en ‘Brug in de regen’ van Van Gogh



Paul Cezanne - Mont Sainte-Victoire



Het Sieboldhuis

Op 13 maart ben ik naar het Sieboldhuis in Leiden gegaan. Dit is het huis waar Philipp Franz von Siebold (1796-1866) woonde van 1832 tot 1845. Hoewel hij nu in Nederland vrijwel onbekend is, wordt hij in elk Japans schoolboek vermeld als een van de belangrijkste buitenlanders in de geschiedenis.

In 1823 begon Siebold op het handelseiland Dejima te werken als arts in dienst van de Nederlandse overheid. Hij werd al snel zo’n belangrijk persoon, doordat hij daar moderne Westerse geneeskunst en operatietechnieken introduceerde.

Hij was erg geïnteresseerd in de planten en dieren van Japan, maar ook in fossielen, landkaarten, prenten, servies en nog veel meer. Dit nam hij dan ook in grote aantallen mee naar Nederland en een groot deel ervan is nu dus nog steeds te zien in het Sieboldhuis.


Ik was er een paar jaar geleden ook al geweest, maar het was leuk om het nog een keer te zien. Daarnaast ben ik in juli ook al naar het Tokyo National Museum en een paar andere Japanse musea geweest, dus wat Japanse kunst en ambacht betreft, heb er eigenlijk niks nieuws van geleerd. Ik vond het wel erg leuk om in het Sieboldhuis een antieke picknickset aan te treffen! Het is erg slim ontworpen, want alles past precies.






    

   



    


Tokidoki

Het eerste voorbeeld van een Westerse ontwerper die geïnspireerd wordt door Japan is de Italiaanse Simone Legno. Hij (blijkbaar is Simone een Italiaanse jongensnaam) is de oprichter van het merk Tokidoki. Tokidoki bestaat uit kleding (voor dames, heren en kinderen), tassen, horloges, brillen, haaraccessoires, petten, knuffels, sleutelhangers, skateboards, mobielhoesjes, mobielplugs, laptophoezen, koptelefoons en schoolspullen. 

Op de website van Tokidoki staat het volgende:
"Tokidoki means “sometimes” in Japanese. Legno, who has always had a deep love of Japan and fascination with world cultures, chose the word because he feels “everyone waits for moments that change one’s destiny, by chance or by meeting a new person”.  Simone's special moment arrived when his designs drew the attention of entrepreneurs Pooneh Mohajer and Ivan Arnold, who spied the art on his personal website and convinced him to move to L.A. to start up a dynamic new partnership with them. “Tokidoki is the hope, the hidden energy that everyone has inside, It gives us the strength to face a new day and dream about something positive and the hope that something magical will happen to us.” - Simone Legno"

Wat als eerste opvalt is de hoge aaibaarheidsfactor, of beter gezegd de alles overtreffende vloedgolf van schattigheid. Alleen al de felle kleuren, schattige poppetjes, de hoeveelheid en de chaos doet me denken aan de gemiddelde winkel in Tokyo. Wat vaak te zien is in moderne Japanse vormgeving, maar ook op het gebied van marketing, is dat alles een gezichtje heeft. Dat is blijkbaar ook erg belangrijk voor Tokidoki, want naast de mensen, dieren en poppetjes, hebben ook alle wolkjes, planten, zonnetjes, het eten, drinken en zelfs allerlei producten gezichtjes.

Daarnaast zijn er een paar personages die als enige echte mensen lijken. Deze vrouwen zien er erg Japans uit. Ook zien de omgevingen er vaak Japans uit, zoals een drukke stad of berg Fuji. Ze werken vaak samen met andere ontwerpers, merken of maken een nieuwe collectie met een bepaald thema. Voorbeelden hiervan zijn Sanrio, Marvel, Karl Lagerfeld en 'Visit the States'. Maar met wie Tokidoki ook samenwerkt of wat het thema ook is, de chaos, schattigheid en Japanse aspecten blijven duidelijk zichtbaar, wat ik erg goed vind. 

Welke Japanse aspecten lijken hem te inspireren?
De drukte, chaos, felle kleuren, schattigheid en het moderne Japanse principe dat werkelijk alles een gezichtje moet hebben.

Traditioneel, modern of beide?
Hoewel er hier en daar wel wat traditionele verwijzingen in zitten zoals de geisha, is dit overduidelijk gebaseerd op hypermodern Japan.

Zijn er veel clichés te zien?
De geisha is de grootste cliché die in veel van zijn werk terugkomt. Daarnaast is ook berg Fuji wel eens te zien. Verder kan het ‘alles-is-schattig-in-Japan-principe’ ook als een cliche gezien worden, maar ik denk dat die schattigheid vooral iets is wat hij zelf erg leuk vindt. Het vormt een rode draad in al zijn werk en het heeft absoluut niet de functie om door middel van die schattigheid duidelijk te maken dat het over Japan gaat.

Welke kenmerken van traditionele Japanse kunst zijn over het algemeen zichtbaar?
Er worden bijna geen schaduwen gebruikt, de achtergronden zijn vaak effen en er is vrijwel geen perspectief. Verder is de stijl erg modern en compleet anders dan in traditionele Japanse kunst, dus het lijkt mij dat deze overeenkomsten puur toeval zijn en Legno absoluut niet heeft geprobeerd om kenmerken van Japanse kunst in zijn werk te verwerken.

Mijn project

Dit leuke, schattige merk doet me erg denken aan alle gekke, vrolijke winkels in Japan. En ik denk dat alleen al door de chaos en de drukte, het goed de Japanse sfeer weergeeft die ik wil laten zien in mijn project.







Superdry

Naar het kledingmerk Superdry was ik al een tijdje nieuwsgierig, aangezien de Japanse tekens en namen je om de oren vliegen, maar ik verder eigenlijk niks van het merk wist. Ik dacht namelijk altijd dat het ook echt een Japans merk was, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is een Brits merk wat zich op de volgende manier profileert:
"Superdry, geïnspireerd door een reis naar Tokio in 2003, combineert ontwerpinvloeden uit Japanse graphics en vintage americana met de waarden van Brits kleermakerswerk. Het resultaat – unieke stedelijke kleding met ongelofelijke branding en ongekende details. Doordat het merk zich zo onderscheidt, heeft het een exclusieve aantrekkingskracht en behoren internationale beroemdheden tot zijn volgelingen."


Het Japanse aspect is al meteen te zien in het logo, er komen namelijk Japanse karakters in voor. Helaas blijft het hierbij. Ik heb het merk vaker in winkels gezien, maar heb er nooit aandacht aan besteed. Ik zie dit als een merk wat zichzelf vooral heel wat vindt en het genoeg vindt om overal alleen maar hun logo op te drukken. Ik hoopte te ontdekken dat ik maar een heel klein deel van hun collecties heb gezien en ze verder wel goede ontwerpen hebben met inspirerende Japanse beeldelementen. Dit was helaas niet het geval. Ze zeggen geïnspireerd te zijn door Tokyo, maar hier is helaas niets van te zien.